vrijdag 23 september 2011

Gekissebis in de Tweede Kamer

In het kamerdebat van gisteren ging het er even heftig aan toe. In het verslag van het debat dat 22 september jl. gehouden werd, is goed terug te lezen hoe kamerlid Wilders en de minister-president Rutte elkaar in de haren vlogen:
Minister Rutte:
(...)Toen heeft de PVV’er Raymond de Roon over premier Erdogan gezegd dat hij een islamitische aap is. Als dat niet zo is, wil ik dat graag rechtgezet hebben, maar als dat wel zo is, wil ik daarvan in de meest felle termen afstand nemen. Als ik de heer De Roon verkeerd citeer, hoor ik het graag.
De heer Wilders (PVV):
Ik houd de minister-president net een uitspraak voor en dan zegt hij: ik reageer niet voordat ik die gezien heb. Nu reageert hij op iets wat hij inderdaad niet kan hebben gezien. Het was de heer Pechtold die zei: “een islamitische aap”. Het was mijn collega die zei: “Daar komt de islamitische aap uit de mouw, en hij heet…”. Dat is de beeldspraak.
Minister Rutte:
Ach …
De heer Wilders (PVV):Wat, ach? Doe eens normaal, man! Wat, ach?
Minister Rutte:Doe eens normaal, man? Doe lekker zelf normaal! Tsjonge jonge!
De heer Wilders (PVV):Ja, lezen voordat u wat zegt!
Minister Rutte:Ik zou zeggen: doet u zelf eens normaal, mijnheer Wilders!
De heer Wilders (PVV):Nee, doet u eens normaal!
Minister Rutte:Je kunt toch niet praten over de premier van Turkije als over “een islamitische aap”? Dat is toch een idiote uitspraak?
De heer Wilders (PVV):Dat heeft hij niet gezegd. Doe eens normaal en rustig, man!
De voorzitter:Nee, mijnheer Wilders …
Minister Rutte:Ik ben volkomen rustig, maar dit is …
De voorzitter:Mijnheer Wilders, en minister-president, ik ben op dit moment bij brief 120, dat is ook een hele hoop menskracht en voor de mensen die ze schrijven buitengewoon teleurstellend dat het parlement zich op deze manier uit.
Ik zou heel graag willen dat u alle twee probeert op een behoorlijke manier met elkaar van gedachten te wisselen, ideeën uit te wisselen, oplossingen uit te wisselen en elkaar niet op deze manier toe te spreken, alstublieft! Het woord is aan de minister-president.
(geroffel op de bankjes)...
... en zo ging het nog even door.

Gekissebis in het parlement is echter niets nieuws. Het kostte me weinig moeite om wat gescheld te vinden, zo beschrijft Het Centrum op 18 oktober 1924:
"In het vuur van zijn rede had deze afgevaardigde de liefde van den socialistischen heer Hiemstra voor de landbouwers "apenkool" genoemd. Persoonlijk feit! De heer Hiemstra protesteerde, waarop de heer van den Heuvel het veranderde in "roode kool" Het was niet aardig!"
En in het sociaal-democratisch dagblad Voorwaarts! viel diezelfde dag te lezen:
"De saaiheid van den donkeren middag om 1 uur knipte het licht, al aan in 's lands vergaderzaal werd gebroken door een incidentje, dat de rustige vijver van dit debat even deed rimpelen. De heer v. d. Heuvel was zoo onbehoorlijk geweest om de bemoeiingen van onze p.g. Hiemstra met de kleine boeren apekool te noemen. Hiemstra vroeg hierna het woord voor een persoonlijk feit. Hij kwam hier in de Kamer voor ernstigen arbeid en wenschte niet op dergelijke wijze beschuldigd te worden alsof hij hier maar komedie speelde. Hij sprak de hoop uit dat de heer v. d. Heuvel het vlegelachtige van zijn gedrag zou inzien (gehamer van den voorzitter en daverend gelach; geroep: een nieuw persoonlijk feit) en het woord apekool zou intrekken. De heer v. d. Heuvel wilde nu niet zelf ook het woord vragen voor een persoonlijk feit. Om Hiemstra een plezier te doen veranderde hij apekool in rooie kool! Voor deze enorme flauwiteit en het gebrek aan karakter gaf Hiemstra den Haarlemmermeer-boer een flinke afstraffing. Ik kan een klein man niet grooter maken dan hij is, was zijn besluit."
Ook toen gingen de geuite woorden "apenkool" en "vlegelachtig" niet onopgemerkt bij het publiek. Het verslag van het kamerdebat in 1924 is on-line terug te lezen:
"Van den Heuvel:
... Zij snappen het zoo goed, dat die aandoenlijkheid van den heer Hiemstra met het lot der boertjes zulke apenkool is, want zoodra er een product is, dat een beetje duur wordt en hun gelegenheid geeft op adem te komen, staan hij en zijn partijgenooten gereed, om door uitvoerverboden hun die kans van op adem te komen te ontnemen.
(...)
De Voorzitter:
De heer Hiemstra heeft het woord gevraagd voor een persoonlijk feit. De geachte afgevaardigde moet, alvorens ik hem daartoe het woord kan verleenen, volgens het Reglement van Orde eerst summier aanduiden, waarin dat persoonlijk feit bestaat.
De heer Hiemstra:
Dat persoonlijk feit bestaat hierin, dat de heer van den Heuvel mijn bemoeiingen ten aanzien van de kleine boeren heeft genoemd: apenkool.
De Voorzitter:
Het woord is aan den heer Hiemstra.
De heer Hiemstra:
Mijnheer de Voorzitter! Ik wil tegen deze insinuatie opkomen.
De Voorzitter:
De geachte afgevaardigde mag niet spreken van insinuatie.
De heer Hiemstra:
Mijnheer de Voorzitter! Ik wil dan tegen die voorstelling opkomen. Het blijkt wel, dat de geachte afgevaardigde zich zwak heeft gevoeld, anders zou bij het niet noodig hebben geacht, dat woord te gebruiken.
Ik wil vooropstellen, dat, als ik in deze Kamer spreek, ik dat doe met ernstige bedoeling en als ik tracht de belangen van de kleine boeren te dienen, ik dat eveneens doe met een ernstige bedoeling. Ik kom er tegen op, dat door den heer van den Heuvel de gedachte wordt gewekt, alsof dat komediespel is, en ik hoop, dat hij geneigd zal zijn, zelf zijn vlegelachtige manier van optreden te desavoueeren.
De heer van den Heuvel:
Mijnheer de Voorzitter! Als ik deed als de heer Hiemstra, dan zou ik kunnen beginnen met het woord te vragen voor een persoonlijk feit. Ik zal dat echter niet doen. Ik ben bereid het woord "apenkool" te veranderen in "roode kool".
De heer Hiemstra:
Mijnheer de Voorzitter! Ik zal er niet veel meer van zeggen. Ik had werkelijk gedacht, dat de heer van den Heuvel gevoeld zou hebben, dat hij dat woord moest terugnemen. Hij beklaagt er zich nu over, dat ik zijn optreden "vlegelachtig" genoemd heb, maar dat is lang zoo erg niet als wanneer men zegt, dat hetgeen men hier zegt niet ernstig bedoeld is. Ik had dus verwacht, dat de heer van den Heuvel groot genoeg zou zijn, om het in te trekken. Uit zijn antwoord blijkt echter niet, dat hij het intrekt. Daar is natuurlijk niet veel aan te doen. Als iemand te klein is, om een beschuldiging in te trekken, waarvan hij zelf moet voelen, dat zij onjuist is, dan kan ik hem niet grooter maken.
De Voorzitter:
Ik verklaar het incident hiermede gesloten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten